Perkeniers Banda

De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) had als doel handel drijven met name in specerijen. Denk daarbij aan kruidnagel, nootmuskaat, foelie, peper en kaneel. Het verhaal van de perkeniers op Banda is nauw verbonden met de handel in nootmuskaat. De Banda-eilanden – de voornaamste eilanden waren Banda Neira, Banda Besar ook Lonthoir geheten, Rosengain, Ai en Run – waren de enige plaats ter wereld waar nootmuskaat werd geproduceerd. Wie die eilandengroep in zijn greep had, bezat daarmee tevens het monopolie op de nootmuskaathandel.

Tegen de zin van de VOC bleef de Bandanese bevolking ook nootmuskaat leveren aan de Engelsen en Portugezen die eveneens in de Maleise archipel handel dreven. In 1621 was voor de VOC de maat vol. Onder leiding van Jan Pieterszoon Coen werd de Bandanese bevolking uitgemoord of van de eilanden verdreven.

Teneinde de productie van nootmuskaat te continueren verdeelde de VOC Banda Neira en Lonthoir in percelen, perken genaamd, en gaf die uit aan oud-VOC-dienaren of hun nakomelingen. Daarmee waren de perkeniers geboren. Samen beheerden zij 68 perken. Vanzelfsprekend mochten zij hun product alleen aan de VOC leveren. Hoewel de perkeniers hun percelen huurden, beschouwden zij zich in de loop van de tijd meer en meer als eigenaar. Uiteindelijk werden zij in 1845 daadwerkelijk juridisch eigenaar van hun perken.

Families als Brantz, Van den Broeke, Camerlingh, Delmaar, Hartog (later Hartog van Banda geheten), Hermanus, Herrebrugh, Herrenauw, Hoeke, Lans, Lantzius, Leunissen, Mulder, Rijkschroeff, Van der Sluis, Strubij, Veerman, Versteegh en De Vries waren generaties achtereen als perkenier actief. Vandaag de dag is alleen de familie Van den Broeke nog eigenaar van een perk.

In een door Stichting Indisch Genealogisch Erfgoed uit te brengen monografie worden niet alleen de genealogieën van de perkeniersfamilies gepubliceerd, maar ook geprobeerd met betrekking tot die families een antwoord te geven op een aantal historisch interessante vragen. Daarbij gaat het om onderwerpen als geografische herkomst van de stamvaders, endogamie (trouwen binnen de eigen groep), dynastievorming (het doorgeven van generatie op generatie van de perken), netwerkvorming (vorming van subgroepen en de rol van vrouwen daarbij), bezitsvorming (omvang van het perkbezit binnen een familie), sociale, geografische en beroepsmobiliteit, slavernij (de inzet van slaven bij de nootmuskaatproductie), en de rol van de vrouwen bij de exploitatie van de perken.

Wil je meer over dit project weten, heb je suggesties of wil je door het verstrekken van algemene of genealogische informatie een bijdrage leveren, dan kun je met de stichting contact opnemen via info@indischgenealogischerfgoed.nl.

Perkenierswoning op Banda, 1874-1875, foto Woodbury & Page, collectie Museum Volkenkunde, Leiden.